info@devlies-law.be
016/23.74.11

Onrechtmatige bedingen in de voedingssector

De relatie tussen leveranciers en afnemers in de voedingssector verloopt niet altijd even makkelijk.  Bij onderhandelingen over leveringsvoorwaarden bekleden afnemers zoals grootwarenhuizen meestal de sterkste positie en wordt er weleens commerciële druk uitgeoefend, om onbillijke voorwaarden op te dringen aan de leveranciers.  Om deze onevenwichtige verhoudingen te herstellen, werd de Europese Richtlijn 2019/633 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (hierna de ‘Richtlijn’), uitgevaardigd.

De maatregelen van deze Richtlijn, werden d.m.v. een wet van 28 november 2021 geïmplementeerd in boek VI van het Wetboek van Economisch Recht, waarin reeds specifieke bepalingen betreffende de oneerlijke praktijken en onrechtmatige bedingen tussen ondernemingen onderling werden ingevoegd door de zogenaamde “B2B”-wet van 4 april 2019 (zie hierover onze eerdere client alert).

Deze nieuwe regels werden op 15 december 2021 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en zijn onmiddellijk, vanaf de bekendmaking van de wet op 15 december 2021, van toepassing op nieuwe leveringsovereenkomsten. Voor bestaande leveringsovereenkomsten wordt er een overgangsperiode voorzien van 12 maanden, waarbinnen de nodige aanpassingen kunnen worden uitgevoerd.

Toepassingsgebied

Deze wet wil leveranciers van voedings- en landbouwproducten beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken die hen soms worden opgedrongen door hun afnemers.

Deze wetgeving is van toepassing op afnemers en leveranciers van de voedingsmiddelen en landbouwproducten die vermeld zijn in Bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.  Daarnaast is de wet ook van toepassing op die producten die niet in deze bijlage zijn vermeld, maar die op basis van de in de bijlage vermelde producten zijn verwerkt voor het gebruik als voedingsmiddel, zoals bijvoorbeeld chocolade, koekjes, sauzen of bereide schotels.

Er wordt echter in een uitzondering voorzien voor de leveranciers die een jaarlijkse omzet genereren die hoger is dan 350 miljoen euro.  Deze leveranciers worden immers beschouwd als grote marktspelers, die de bescherming van de wet niet nodig hebben.  Deze uitzonderingsdrempel geldt evenwel niet voor erkende producentenorganisaties.

Het materieel toepassingsgebied van deze wet is dus zeer ruim.

Territoriaal gezien is wet van toepassing op verkopen zodra de leverancier of de afnemer in België gevestigd is.

Welke bedingen zijn onrechtmatig en verboden?

In de wet werd een onderscheid gemaakt tussen een zwarte en een grijze lijst met clausules.

Bij de zogenaamde zwarte lijst gaat het om bedingen die per definitie verboden zijn, namelijk:

  • Betalingstermijnen die langer dan 30 dagen bedragen;
  • Annuleringstermijnen die te kort zijn om nog een alternatief te vinden (minder dan 30 dagen voor levering wordt te kort geacht);
  • Eenzijdige wijziging van essentiële voorwaarden van de leveringsovereenkomst;
  • Het vragen van betalingen die geen verband houden met de verkoop van landbouw- en voedingsproducten van de leverancier;
  • Afwentelen van kosten van verlies of bederf van landbouw- en voedingsproducten door de afnemer op de leverancier;
  • Weigering van schriftelijke bevestiging van de voorwaarden van de leveringsovereenkomst;
  • Het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of verspreiden van bedrijfsgeheimen;
  • Dreigen met of gebruiken van commerciële vergeldingsmaatregelen;
  • Eisen van een vergoeding voor de kosten voor het onderzoeken van klachten van klanten aan de afnemer, niet toerekenbaar aan leverancier.

De grijze lijst bevat bedingen die vermoed worden onrechtmatig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Dit bewijs kan geleverd worden door aan te tonen dat hierover een voorafgaandelijk schriftelijk akkoord werd bereikt in de leveringsovereenkomst. Deze grijze lijst bevat namelijk de volgende bedingen:

  • Het terugsturen van onverkochte producten zonder enige vergoeding;
  • Vergoedingen aanrekenen voor opslag, uitstalling of aanbieding in het assortiment;
  • Financiering door de leverancier van kortingen en promotieacties op producten;
  • Vragen dat de leverancier betaalt voor de kosten van reclame- en marketing gevoerd door de afnemer;
  • Vragen om betalingen voor het personeel dat verkoopruimtes inricht.

Wat de laatste vier bedingen betreft, is het tevens vereist dat partijen een schriftelijke raming van het te betalen bedrag en de parameters waarop deze raming is gebaseerd opnemen in de leveringsovereenkomst, om het vermoeden van onrechtmatigheid te weerleggen.

Controle en sancties

De Economische Inspectie van de FOD Economie is bevoegd om klachten te ontvangen, onderzoek te voeren, waarschuwingen te richten aan afnemers, een minnelijke schikking voor te stellen, inbreuken vast te stellen en een administratieve boetes of publicatiemaatregelen op te leggen.

Op burgerlijk vlak zijn, net zoals bij in de andere B2B-verhoudingen, onrechtmatige bedingen nietig en zullen de partijen geen rechten of plichten meer kunnen doen gelden op basis van een dergelijk beding. Deze nietigheid tast in principe enkele het onrechtmatige beding zelf aan. Indien de leveringsovereenkomst zelf echter zonder de onrechtmatige bedingen kan blijven voortbestaan, blijft deze dus wel verder bestaan.

Wat zijn de sancties voor een onrechtmatig beding?

Het is ten sterkste aangeraden om de nieuwe algemene voorwaarden en contracten m.b.t. de levering van landbouw- en voedingsproducten grondig te analyseren en in vraag te stellen in het licht van deze nieuwe wetgeving.  Voor de lopende leveringsovereenkomsten heeft u nog tot 15 december 2022 om deze in regel te stellen met voornoemde wetgeving.

Uiteraard staat Devlies & Partners u graag bij met de analyse en redactie van uw contracten.

Mr. Steven Verbeke & Mr. Silke Mariën